De hand van de Oldenzaalse glazenier
Tegen de kloostermuren van het Agnesklooster in Oldenzaal werd in 1996 een kuil aangetroffen die was gevuld met een kuub gebrandschilderd en onbeschilderd vlakglas uit de 14de - 17de eeuw. Het blijkt een kuil met productieafval van een glazenier.
Deze blogpost verscheen eerder op het Leiden Medievalists Blog.
Het werk van de glazenier...
De glazenier was degene die het vensterglas al dan niet beschilderde en middels loodprofielen in een raam plaatste. Op oude gravures wordt hij doorgaans afgebeeld als iemand die ramen kwam vervangen. Hij kwam ter plaatse met wat glasplaten, mat hoeveel glas hij nodig had, sneed een fragment uit de glasplaat, vormde het middels een gruizelijzer of een diamantsnijder op maat en zette het in het lood. Tijdens archeologisch onderzoek worden restanten van dit ter plaatse op maat snijden en gruizelen (afbreken van kleine stukjes glas) van vlakglas regelmatig aangetroffen in de vorm van enkele sikkel- en strookvormige fragmenten of in de vorm van voor vensterglas onbruikbare fragmenten van een glasplaat zoals randfragmenten of fragmenten met oneffenheden.
Daar waar veel werkzaamheden werden verwacht ter vervanging van vensterglas konden tijdelijke werkplaatsen worden opgericht, zoals in de schaduw van de Nieuwstadskerk in Zutphen (Melis 2020a). De ramen in deze kerk waren tijdens de plunderingen van de Staatse en Waalse troepen in juni 1572 kapotgeslagen. Een glazenier heeft waarschijnlijk tussen 1583 en 1600 de nog overgebleven restanten vensterglas verwijderd en nieuw vensterglas in de ramen gezet. Het oude vensterglas en het afval van het bijsnijden van het nieuwe vensterglas belandde in een kuil op een braakliggend terrein.
Glazeniers werkten voornamelijk vanuit werkplaatsen. Afvalkuilen van glazeniers kunnen - daar waar oude archieven nog beschikbaar zijn - ook regelmatig gekoppeld worden aan een glazenier die het betreffende perceel in bezit had, zoals aan de Houtmarkt te Zutphen (meister Christoffer Godekinck, 1599; zie Fermin en Groothedde 2007) en aan de Dionysiusstraat te Roermond (Marten Stams, rond 1650; zie Van den Bosch 2017). Dergelijke afvalkuilen kenmerken zich door een enorme hoeveelheid aan vlakglas bestaande uit productieafval van het bijsnijden van glasplaten, vensterglas dat is vervangen en dat in datering enkele eeuwen van elkaar verschilt en glazen verfstaaltjes voor het controleren van de juiste samenstelling en kleur van de benodigde verf. Opmerkelijk is het ontbreken van enig ander vondstmateriaal.
...En zijn afval
Op basis van de inhoud van de afvalkuil aan de Boterstraat in Oldenzaal kan worden geconcludeerd dat het een afvalkuil van een glazenierswerkplaats betrof uit het laatste kwart van de 17de eeuw. Deze glazenierswerkplaats richtte zich voornamelijk op profane voorstellingen. Het gebrandschilderde glas was namelijk niet het monumentale glas dat kan worden aangetroffen in kerken, maar bestond uit fijnere voorstellingen die de ramen van publieke gebouwen en gewone woonhuizen sierden.
Het gebrandschilderd glas dateert tussen 1400 – 1700 en bestaat voor een groot deel uit (onderdelen van) wapenschilden, zoals het rechterdeel van een alliantiewapen van de familie Van der Capellen, het helmteken van de familie Van Westerholt, leeuwen, ridders en engelen als schildwachten en sierlijk vormgegeven wapenkleden. Het gebrandschilderd glas betreft tevens schenkingsglazen ter ere van een huwelijk of nieuwbouw met verwijzingen naar personen, Bijbelse verhalen of waarschuwingen tegen het begaan van zonden. Ten slotte kunnen veel fragmenten worden gerelateerd aan de omlijsting van een centraal paneel of aan randfiguren.
Wat mist zijn fragmenten die behoorden tot een illustrerende centrale voorstelling. Deze centrale voorstellingen vormden het pronkstuk binnen het glas-in-loodraam en lijken voor een groot deel te ontbreken binnen de afvalkuilen die in Nederland zijn aangetroffen. Waarschijnlijk is dit een gevolg van het hergebruiken van dergelijke voorstellingen in andere ramen. Illustrerend is een passage uit de inventaris van de Abdij van Rievaulx (Yorkshire) waaruit blijkt dat de mooiste stukken onder het verwijderde glas op een andere plek binnen de abdij werden ingezet (Pamela Graves 2013).
Centrale voorstellingen die wel een onderdeel vormden van de afvalkuilen betreffen wapenschilden en tekstfragmenten. Deze zijn vervaardigd voor een dusdanig specifiek doeleinde dat het lastig is om dergelijke fragmenten te hergebruiken.
Afsnijdsels, verfstreken en krasjes
Als archeoloog richt ik mij voornamelijk op het algehele uiterlijk van het vlakglas. Ik onderzoek niet zo zeer hetgeen dat op het glas is afgebeeld maar des te meer de productiesporen die op het glas waarneembaar zijn en die meer inzicht geven over de werkwijze van de glazenier, de zogenaamde modus operandi.
Op basis van de algehele inhoud van de kuil aan de Boterstraat kan worden geconcludeerd dat de glazenier een drietal typen glasplaat tot zijn beschikking had, namelijk grote ronde slingerglasschijven die over het algemeen werden geproduceerd in Frankrijk; rechthoekige cilinderglasplaten uit Duitsland en kleine ronde Tellerscheiben uit Duitsland. Uit de slinger- en cilinderglasplaten werden ruwe fragmenten gesneden. Op basis van het aantreffen van dunne strookvormige fragmenten kan worden geconcludeerd dat de glazenier een diamantsnijder gebruikte om de ruwe fragmenten in het juiste formaat te snijden. De diamantsnijder werd in de 14de eeuw ontwikkeld in Italië en werd gedurende de 16de eeuw geleidelijk aan steeds populairder in Europa. Voor kleine aanpassingen maakte hij nog altijd gebruik van het gruizelijzer.
Een deel van het glas werd vervolgens beschilderd en in de oven geplaatst om de schildering in of op het glas te branden. Tegenwoordig behoeft elke kleur een aparte brandschilderfase, wat inhoudt dat een fragment met drie kleuren, tevens drie keer in de oven wordt geplaatst. Het is nog onduidelijk in hoeverre daar in de 17e eeuw sprake van was, wel kan worden geconcludeerd dat sommige verven op de achterzijde van het glas en andere op de voorzijde werden gebrand waardoor ook in de 17e eeuw sprake moet zijn geweest van meerdere brandfasen. Productiesporen van dit brandschilderen worden aangetroffen in de vorm van verfstaaltjes. Tot nog toe zijn er twee typen te onderscheiden. In Roermond, Zutphen en Oldenzaal (Bisschopsstraat) zijn verfstaaltjes aangetroffen met een in geel of blauw geschilderd kruis met één of meerdere dwarsbalken. In Oldenzaal (Boterstraat) zijn verfstaaltjes aangetroffen met opeenvolgende, gekleurde strepen in het blauw, geel en een combinatie van beide.
Het in de kuil aanwezige gebrandschilderd vensterglas is het deel van het glas dat door de glazenier is vervangen. Het betreft dan ook niet de hand van ‘onze’ glazenier maar die van zijn voorgangers. Echter is de modus operandi nog grotendeels hetzelfde.
Op basis van onderzoek naar het gebrandschilderd glas kan worden geconcludeerd dat de glazenier de afbeelding meer diepte gaf middels de grisaille-techniek. Een techniek waarbij eerst de contouren van het afgebeelde werden gebrandschilderd, waarna het glas in zijn geheel met een verdunde versie van de contourverf werd ingesmeerd en waarna deze laag op bepaalde plaatsen deels of geheel werd weggeveegd om zodoende schaduw te creëren.
Om het glas kleur te geven werd tot 1300 gebruikgemaakt van gekleurde glasplaten. Vanaf 1300 werd zilvergeel gebruikt om ongekleurd glas te kunnen kleuren. Na verloop van tijd werd het kleurenspectrum verder uitgebreid met Jean-Cousin rood (tussen 1300 – 1500) en emailverven in de kleuren blauw, groen, paars, grijs en bruin (vanaf circa 1550).
Aan de achterzijde van het vensterglas zijn in sommige gevallen inkrassingen waarneembaar. Het betreffen nummers die geïnterpreteerd kunnen worden als ezelsbruggetjes voor de glazenier om het fragment op de juiste plek binnen het glas-in-loodraam te kunnen plaatsen. Het betreffen tevens merktekens van de glazenier. Dergelijke merktekens worden bij kalibers met dezelfde afbeelding telkens in dezelfde hoek aangetroffen. Door de tekens met elkaar te vergelijken kunnen bepaalde afbeeldingen aan dezelfde glazenier worden toegeschreven. De merktekens moeten waarschijnlijk in dezelfde traditie als de steenhouwersmerken worden gezien. Ontwikkelingen binnen het vensterglas (zo ook de stijl van de afbeeldingen) zijn namelijk nauw verwant aan ontwikkelingen binnen de architectuur. De merktekens moeten dan ook niet zo zeer als handtekening worden beschouwd maar eerder om aan te kunnen tonen welke werken door welke glazenier zijn uitgevoerd.
Verzameling van kilo's glas?
Op basis van de algehele inhoud van de kuil kan worden geconcludeerd dat het glas zeer bewust is verzameld. Tussen het glas wordt namelijk geen andersoortig vondstmateriaal aangetroffen. Het glas werd, evenals het lood, zeer waarschijnlijk apart verzameld zodat deze opnieuw omgesmolten kon worden. Dit idee wordt ondersteund door een vondst van glazeniersafval naast een glasoven in Groningen (Adolfs 1988) en door verscheidene scheepsinventarissen waarin wordt gesproken over de handel van cullet, gebroken glas (Caluwé 2013). Bovendien zijn er veel overeenkomsten te zien met huidige glazenierswerkplaatsen, waar tevens een keurige scheiding plaatsvindt tussen afvalglas en afvallood met als doel deze te recyclen.
Onduidelijk blijft vooralsnog waarom het glas in dat geval nooit is weggebracht/opgehaald. Betekende dit het einde van de glazenierswerkplaats? Betekende dit een einde in de handel van gebroken glas? Of waren er logistieke problemen waardoor het afvalglas niet meer naar een glasoven gebracht kon worden?
Wil je meer lezen en zien? Kijk op www.gebrandophetverleden.nl.
Literatuur
Adolfs, F., et al, 1988. Kattendiep Deurgraven. Historisch-archeologisch onderzoek aan de noordzijde van het Gedempte Kattendiep te Groningen, Groningen.
Bosch, J.E. van den, 2017. Archeologische begeleiding en archeologische opgraving plangebied Quartier Damianus, Roermond, gemeente Roermond. Een nadere uitwerking van de glasvondst van Roermond, Heinenoord.
Caluwé, D., 2013. ‘Manden, ezels en schepen: de verspreiding van middeleeuws en vroegmodern glas in de context van productie, handel en gebruik in het hertogdom Brabant en omgeving’, Jaarboek abdijmuseum Ten Duinen. Novi Monasterii 13, 97 – 104.
Fermin, H.A.C. en M. Groothedde, 2007. ‘Een kuil met gebrandschilderd glas en andere vondsten uit het achtererf van Houtmarkt 67’, Zutphense Archeologische Publicaties 10.
Melis, J., 2019. Venster naar het verleden; Onderzoek naar een depositie van glas uit de vijftiende tot de zeventiende eeuw in Oldenzaal. Vormen uit Vuur 240: 24-31.
Melis, J., 2020a. De glasdepositie, Een glazenier in de schaduw van de kerk, in J. Krijnen en M. van Velzen - Barendsen, De Nieuwstadskerk in Zutphen, 750 jaar bouwgeschiedenis, restauratie, inrichting, Dieren: Diepenmaat Uitgeverij & Ontwerpbureau, 137 – 145.
Melis, J., 2020b. Glazeniers gezocht! Het herkennen van een glazenier binnen een archeologische context. Archeologie in Nederland jaargang 4 - 2: 44 - 47.
Melis, J., 2020c. Emmers vol vensterglas; het verhaal van de maker. Een multidisciplinair onderzoek naar het ambacht van de glazenier. Jaarboek Historisch Gebruiksglas 2019: 50 - 65.
Pamela Graves, C., 2013. ‘Mammon, Dagon, hergebruiken en opgraven: de behandeling en verspreiding van monastiek vensterglas tijdens de Reformatie op de Britse eilanden’, Jaarboek abdijmuseum Ten Duinen. Novi Monasterii 13: 39 – 46.
© Jacobine Melis and Leiden Medievalists Blog, 2020. Unauthorised use and/or duplication of this material without express and written permission from this site’s author and/or owner is strictly prohibited. Excerpts and links may be used, provided that full and clear credit is given to Jacobine Melis and Leiden Medievalists Blog with appropriate and specific direction to the original content.
0 Comments
Add a comment